Vorige Terugblik op een zeer succesvol EXPO REAL 2025
Chris Zwiers, partner bij HPP-lid OZ in Amsterdam, noemt architecten liever “regisseurs van de verbeelding” dan louter ontwerpers van gebouwen. Vanuit zijn Caribische roots en zijn ervaring in de Nederlandse stedenbouw pleit hij voor architectuur die gemeenschappen samenbrengt, juist in tijden waarin verbinding onder druk staat. In dit gesprek vertelt Zwiers over de waarde van kwetsbare perspectieven, de noodzaak van vertrouwen in de vastgoedketen en de rol van de architect als bruggenbouwer tussen idealen en realiteit.
Door Edwin Venema | HPP
HPP: Waar stond uw wieg; uit welk nest kom u, wat zijn uw roots?
Chris Zwiers: Mijn wieg stond op Curaçao, waar ik ben geboren en opgegroeid. Na de middelbare school daar te hebben afgerond, verhuisde ik naar Nederland. Al op jonge leeftijd wist ik dat ik iets met architectuur wilde doen. Dat kwam deels doordat mijn vader aannemer was. Soms kwamen er architecten bij hem op kantoor, vaak bekende Curaçaose architecten. Ze maakten dan schetsen voor me, die ik mocht inkleuren. Dat vond ik als kind ontzettend boeiend.
Die interesse in architectuur is altijd gebleven. Het fascineerde me dat mensen alleen met potlood en papier, iets nieuws konden creëren. Tekenen was vanzelfsprekend. Iedereen deed het, en onbewust pikte ik veel op uit de gesprekken om mij heen.
Mijn identiteit is gevormd door mijn Caribische achtergrond. Als architect zie ik mezelf nog altijd als Caribisch, ook al woon ik inmiddels langer in Nederland dan op Curaçao. Die dubbele achtergrond zorgt ervoor dat ik vaak tussen het Afrikaanse en het westerse perspectief zweef. Soms voel ik me buitenstaander in Nederland, maar ook wanneer ik op Curaçao ben. Toch blijf ik me verbonden voelen met beide plekken. Als ik naar Curaçao ga, zeg ik nog steeds: “Ik ga naar huis.” Tegelijkertijd neem ik de ervaringen uit Nederland mee terug. Zo ontstaat een voortdurende dialoog tussen beide werelden in mijn hoofd.
Deze positie, altijd een beetje tussen twee werelden, vind ik uiteindelijk juist verrijkend. Het helpt me om met een frisse blik naar beide culturen te kijken en open te blijven voor nieuwe inzichten.
HPP: Het kernbegrip ‘community’ speelt een grote rol in uw werk. Ligt de oorsprong ervan ook op Curaçao?
Chris Zwiers: Het centrale thema dat mij altijd heeft geïnspireerd, is ontmoeting en verbinding – zeker op eilanden, waar mensen door de beperkte ruimte en de nabijheid sterk op elkaar zijn aangewezen. De noodzaak om samen oplossingen te vinden, creëert daar vanzelf een gevoel van gemeenschap. Op zo’n plek kun je niet om elkaar heen, en dat besef beïnvloedt het hele sociale weefsel.
Om dit te illustreren, denk ik terug aan mijn jeugd op het eiland. Mijn oma verkocht vanuit haar keukenraam wat ze op Curaçao ‘bentana’ noemen: lokale lekkernijen zoals pasteitjes, arepa’s en kala. Maar eigenlijk was dat raam veel meer dan alleen een verkoopplek. Het was een ontmoetingspunt, een plek waar verhalen werden gedeeld. De mensen uit de buurt kenden haar, en via haar raakte ik verweven met die gemeenschap. Het raam was dus niet alleen een opening in de muur, maar een brug tussen mensen, een symbolische toegang tot verbinding.
Daarnaast kwam ik later in mijn carrière een mooie quote tegen uit de jaren tachtig, die perfect aansluit bij deze ervaring: “Maak van elk raam een groet en van elke deur een ontmoeting.” Deze metafoor raakt voor mij de kern: een raam biedt zicht op de wereld en nodigt uit tot contact, terwijl een deur letterlijk en figuurlijk toegang geeft tot een ontmoeting. Architectonische elementen krijgen zo een sociale functie; ze faciliteren hoe mensen elkaar vinden en met elkaar in gesprek raken, aandacht schenken en ontmoeten.
Samenvattend wil ik hiermee benadrukken dat echte verbinding begint bij het creëren van plekken en momenten waar mensen elkaar op een laagdrempelige manier kunnen tegenkomen. Of het nu een raam van een huis is, of de inrichting van een hele buurt: het ontwerp moet een (toevallige) ontmoeting mogelijk maken. Dat is de essentie die ik uit mijn eigen achtergrond meeneem in mijn werk als architect op alle schaalniveaus.
HPP: In Nederland lijkt dat community-gevoel te zijn verdwenen door urbanisatie. U vindt het juist een uitdaging om in dichtbevolkte steden weer verbinding te zoeken, terwijl men die verdichting vaak met vervreemding en minder gemeenschap associeert.
Chris Zwiers: Het centrale vraagstuk in ontwerp van het openbaar gebied is altijd: voor wie doen we het? Als architect vind ik dat je altijd moet beginnen bij de meest kwetsbare groepen. Juist voor deze mensen bepaalt het ontwerp of een plek uitnodigend, veilig en bruikbaar is. Denk aan jonge vrouwen, kinderen, ouderen en mensen met bijvoorbeeld dementie. In mijn werk heb ik in Nederland openbare ruimtes ontworpen die dementievriendelijk zijn. Dat betekent dat je met andere ogen kijkt; je verdiept je echt in de leefwereld en beleving van deze groepen, zodat ook zij zich welkom en veilig voelen.
Waarom is die focus op kwetsbare groepen zo belangrijk? Wanneer het voor hen werkt, werkt het in de praktijk vaak voor iedereen. Kwetsbare mensen zijn immers de eerste die afhaken als een plek onveilig of onbegrijpelijk voelt. Hun ervaringen zijn een lakmoesproef voor het succes van je ontwerp.
Essentieel hierbij is inzicht in psychologische zones: de intieme zone (ongeveer 60 cm rondom een persoon), de persoonlijke zone, en verder de sociale en publieke zone. Stel je voor: je loopt met een kennis op een smal trottoir. Omdat de ruimte klein is, kom je direct in elkaars intieme zon – dat kan oncomfortabel zijn en ontmoeting ontmoedigen. Maak je de stoep breder, dan ontstaat vanzelf meer ruimte voor een ontspannen groet of een spontaan gesprek. In een van mijn projecten heb ik daarom expliciet gekozen voor bredere trottoirs en voldoende zitplekken, waardoor mensen zonder drempel samen kunnen komen en contact kunnen maken. Zulke ingrepen lijken klein, maar ze hebben een groot effect op de sociale dynamiek in een buurt.
Het openbaar gebied is niet alleen een fysieke ruimte, maar vormt ook het sociale hart van een gemeenschap. Hier ontmoeten mensen elkaar, worden verhalen gedeeld en ontstaat het gevoel van samenleven. In die zin draagt goed ontworpen openbare ruimte ook bij aan de democratische vorming van de samenleving. Als mensen zich veilig voelen om hun verhaal te doen en met elkaar in gesprek te gaan, ontstaat er ruimte voor dialoog en wederzijds begrip.
Persoonlijk heb ik ervaren – bijvoorbeeld in mijn projecten in multiculturele wijken – dat het ontwerpen met oprechte aandacht voor de mens achter de gebruiker, niet alleen het woonplezier verhoogt, maar ook zorgt voor meer vertrouwen en verbondenheid. Zoals ik vaak zeg: “Wanneer je ontwerpt voor de meest kwetsbaren, bouw je een gemeenschap waar iedereen zijn plek vindt.” Verbinden begint met luisteren en dan ontstaat er nieuwsgierigheid.
HPP: U heeft gezegd dat steden en woningen een voortdurend veranderend organisme vormen. Kunt u toelichten wat u daarmee bedoelt?
Chris Zwiers: In de barrios van Curaçao is het dagelijks leven voor veel bewoners verre van vanzelfsprekend. Deze wijken kampen met serieuze problemen: ’s avonds zijn straten vaak onverlicht, waardoor vrouwen en kinderen zich onveilig voelen. Kindermisbruik en mishandeling komen helaas regelmatig voor.
Vaak wordt gedacht dat de oplossing ligt in het toevoegen van nieuwe woningen of het aanleggen van wat meer groen. Maar dergelijke standaardoplossingen pakken de kern van de problemen niet aan. Zonder oog voor de werkelijke behoeften van de bewoners, zoals veiligheid en sociale samenhang, blijven wezenlijke verbeteringen uit. Het draait niet alleen om gebouwen, maar om de leefbaarheid en het gedrag van mensen in hun omgeving.
Een inspirerend voorbeeld is te vinden in Medellin, Colombia. Daar hebben de stadsbouwmeester en burgemeester samen met stedenbouwkundigen maatregelen genomen die het leven van mensen fundamenteel hebben veranderd. Een van de krachtigste ingrepen was het aanleggen van kabelbanen en roltrappen in de armste wijken. Hierdoor zijn bewoners niet langer uren onderweg en kunnen ze veilig en snel naar hun werk. Dit zorgt er niet alleen voor dat mensen economisch vooruitgaan, maar ook dat ze minder kwetsbaar zijn na zonsondergang. Maar het belangrijkste: de mensen zijn trots op hun woonomgeving geworden. Ze horen erbij.
HPP: Naast technisch-bouwkundige aspecten die bij het beroep horen, bent u als architect dus ook socioloog en antropoloog…
Chris Zwiers: Het begint allemaal met een open houding: durf vragen te stellen en wees nieuwsgierig naar de ander. Die nieuwsgierigheid vormt de basis om je als architect niet alleen te verdiepen in de fysieke, gebouwde context, maar vooral in de sociale omgeving en het dagelijks leven van de mensen die er wonen. In de praktijk betekent dat, bijvoorbeeld, dat ik regelmatig de wijk in ga, met bewoners in gesprek ga op het buurtplein of aanschuif bij een lokale activiteit om te horen waar mensen écht behoefte aan hebben. Zo ontdek je dat voor sommige bewoners een veilige route naar school belangrijker is dan een nieuw parkje, of dat een goed verlichte stoep het verschil kan maken voor ouderen die ’s avonds buiten willen zijn.
Het is essentieel om vervolgens de dialoog aan te gaan en goed te luisteren naar de gewoonten, routines en diepgewortelde behoeften van bewoners. Mensen zijn niet per definitie tegen verandering, maar ze willen niet overvallen worden door veranderingen die niet aansluiten bij hun wensen en gevoelens van veiligheid en vertrouwdheid. Door samen met bewoners te ontwerpen, ontstaat wederzijds begrip en groeit het vertrouwen. Juist die empathische benadering zorgt ervoor dat een ontwerp niet alleen een fysieke ingreep is, maar een bijdrage levert aan een prettige, veerkrachtige en samenhangende gemeenschap.
HPP: Uw rol in de bouw- en vastgoedketen is uitdagend omdat er vaak een spanningsveld bestaat tussen idealen en het streven naar een gezond financieel rendement. Er lijkt soms een tegenstelling te zijn tussen financiële doelen en andere waarden. Hoe ervaart u deze balans? En welke positie neemt u daarin in?
Chris Zwiers: We moeten huisvesting weer zien als een grondrecht en niet als een financieel product. Vertrouwen en betrokkenheid zijn essentieel om duurzame, waardevolle buurten te creëren. Alleen op die manier kunnen we stad en samenleving écht versterken.
In de huidige vastgoedpraktijk staat financiële winst vaak centraal. Projecten worden gerealiseerd waarbij het doel vooral is om na oplevering direct waarde te verzilveren. Dit gaat ten koste van de kwaliteit en leefbaarheid op de lange termijn. Bijvoorbeeld, een ontwikkelaar bouwt nieuwe woningen, verkoopt deze snel door en vertrekt naar het volgende project zonder zich te bekommeren om de gemeenschap die achterblijft. Hierdoor ontstaat er weinig binding met de buurt en ontbreekt het aan investeringen in zaken die pas op langere termijn vruchten afwerpen, zoals volwassen bomen die zorgen voor een prettiger leefklimaat, toepassen van kunst of het plaatsen van zitelementen.
Vertrouwen tussen partijen – gemeente, ontwikkelaar, investeerder en bewoners – is volgens mij het sleutelwoord. Zonder vertrouwen wordt samenwerken lastig en blijven projecten oppervlakkig en gefragmenteerd. In mijn werk als supervisor bij de gemeente Hardenberg heb ik ervaren hoe een gezamenlijke ambitie, open communicatie en wederzijds begrip kunnen leiden tot een transformatie van het hele stadscentrum. Hardenberg groeide in korte tijd uit tot een levendige stad waar mensen elkaar ontmoeten op terrassen die eerder niet bestonden, wat zelfs steden als Amsterdam nieuwsgierig maakte naar onze werkwijze. Zulke veranderingen ontstaan niet vanzelf; ze vragen om langdurige betrokkenheid en het lef om belangentegenstellingen te overbruggen.
Het huidige model, waarin snel rendement centraal staat, is op termijn onhoudbaar. We moeten toe naar een systeem waarin waarde wordt gecreëerd én vastgehouden voor de gemeenschap en niet alleen voor investeerders. Denk aan het concept waarbij een ontwikkelaar of corporatie niet direct vertrekt na oplevering, maar stakeholder blijft in het project. Hierdoor ontstaat er ruimte om te investeren in voorzieningen zoals buurthuizen, veilige routes of het aanplanten van bomen – voorzieningen die op de lange termijn waarde toevoegen, zowel sociaal als economisch. In het voorbeeld van Medellin, Colombia, zagen we hoe infrastructuurprojecten als kabelbanen en multifunctionele buurthuizen een wijk daadwerkelijk kunnen veranderen en bewoners toekomstperspectief bieden. Zulke voorbeelden laten zien dat investeren in de gemeenschap loont, mits je het aandurft om verder te kijken dan kortetermijnwinst. Dit geldt overigens ook voor gemeenten.
HPP: U noemde vertrouwen als sleutelwoord: daar gaat het nou juist niet de goede kant mee op in onze gepolariseerde samenleving.
Chris Zwiers: Vertrouwen is sinds de covid-periode kwetsbaarder geworden. Waar mensen tijdens de pandemie meer op afstand kwamen te staan, werd het lastiger om de verbinding te herstellen. Toch is juist vertrouwen cruciaal in gebiedsontwikkeling: het vormt de basis van goede samenwerking tussen gemeente, ontwikkelaars, investeerders en de gemeenschap. Zonder vertrouwen blijven projecten oppervlakkig en is het lastig om tot gedragen resultaten te komen. Het hiervoor genoemde voorbeeld van Hardenberg is sprekend. Door gezamenlijke ambities en open communicatie groeide een bescheiden stad uit tot een levendige ontmoetingsplek, wat zelfs landelijke aandacht trok. Dit laat zien dat ambitie en vertrouwen tot grootse resultaten kunnen leiden. Kortom, wederzijds vertrouwen is de sleutel tot succesvolle gebiedsontwikkeling waar iedereen van profiteert. En het beste medicijn tegen polarisatie? Luisteren en nieuwsgierigheid!
HPP: Maar hoe krijg je dat vertrouwen weer terug? Wat is daarvoor nodig?
Chris Zwiers: Het begint allemaal met het oprecht aangaan van het gesprek en het afstemmen van verwachtingen. Ik herinner me een project waar onze visie als architecten totaal niet strookte met die van de ontwikkelaar; wij dachten aan een open groene zone, terwijl de ontwikkelaar vooral een compacte bebouwing voor ogen had. Aanvankelijk leidde dit tot irritaties en misverstanden- iedereen keek vanuit zijn eigen referentiekader en sprak langs elkaar heen. Pas toen we samen aan tafel gingen, ervaringen deelden en elkaars beelden letterlijk tekenden op een vel papier, kwamen we tot een gezamenlijk inzicht. Door écht te luisteren en vragen te stellen als: “Wat is voor jóu essentieel aan deze plek?” en “Welk gevoel moet deze buurt oproepen?” ontstond wederzijds begrip én een ontwerp waarin beide wensen tot hun recht kwamen.
HPP: Dus concrete voorbeelden laten zien dat het niet alleen draait om praten, maar om het delen van perspectieven en het samenbrengen van verschillende werelden.
Chris Zwiers: Dat vraagt om meer dan alleen vakmanschap; het vraagt om leiderschap. Een goede leider is niet alleen iemand die knopen durft door te hakken, maar juist ook iemand die ruimte biedt aan verschillende meningen, mensen met elkaar in verbinding brengt en het vertrouwen creëert dat iedere stem ertoe doet. Inspirerend leiderschap betekent dat je het grotere geheel blijft zien, maar tegelijkertijd oog houdt voor de mens achter elke rol – of dat nu een bewoner, een investeerder of een collega is. Juist door die brug te slaan en het gesprek aan te blijven gaan, kunnen complexe projecten slagen en voorkom je dat conflicten escaleren.
Die menselijke verbinding vormt het fundament onder ieder geslaagd project. Door niet alleen als professional, maar ook als mens het contact aan te gaan, creëer je een sfeer waarin betrokkenheid, begrip en gezamenlijke ambitie centraal staan. Het zijn juist deze momenten van ontmoeting en echt contact die leiden tot duurzame samenwerking en tot buurten waar mensen zich gehoord en thuis voelen.
HPP: En hoe staat het met dat contact en leiderschap binnen de vastgoedketen?
Chris Zwiers: Binnen de vastgoedketen was het jarenlang gebruikelijk dat de rollen strikt verdeeld waren: ontwikkelaars namen het voortouw, terwijl investeerders, beleggers en coöperaties pas laat in het proces aanschoven. Dit leidde vaak tot projecten waarin de wensen van de uiteindelijke eigenaars of gebruikers slechts marginaal werden meegenomen.
Tegenwoordig zie je dat investeerders en coöperaties steeds eerder aan tafel komen. Deze ontwikkeling betekent dat zij niet pas aan het eind met hun wensen komen, maar vanaf het begin kunnen meedenken over het ontwerp en de invulling van het project.
Het vroegtijdig betrekken van deze partijen levert grote voordelen op. Allereerst leidt het tot efficiëntere processen en minder frustratie, omdat er minder aanpassingen nodig zijn in een later stadium. Ook blijven de kosten beter beheersbaar.
Bij een recent project in een middelgrote stad werden zowel de woningcorporatie als de belegger direct vanaf de eerste schets betrokken. Hierdoor konden belangrijke keuzes, zoals het type woningen, de prijsklasse en het inspelen op toekomstige woonbehoeften, direct worden afgestemd op de doelgroep. Dit voorkwam dat achteraf forse wijzigingen nodig waren, wat niet alleen tijd en geld bespaarde, maar ook het draagvlak bij alle betrokkenen vergrootte.
Deze verschuiving vraagt van ontwikkelaars een andere houding: zij moeten zich flexibeler en meer faciliterend opstellen. Voor coöperaties betekent het dat zij hun rol als opdrachtgever actiever kunnen invullen en zo bijdragen aan betere, meer gedragen projecten. Als deze samenwerking de norm wordt, kan dat de gehele vastgoedsector vernieuwen en leiden tot leefomgevingen die beter passen bij de wensen van bewoners en investeerders.
HPP: En wat is dan specifiek de rol van de architect in dat verhaal?
Chris Zwiers: Als bureau geloven wij sterk in de waarde van vroege betrokkenheid bij gebiedsontwikkeling. In plaats van af te wachten tot een project op gang komt, nemen wij regelmatig zelf het initiatief door locaties te signaleren of maatschappelijke uitdagingen te agenderen. Soms zijn wij zelfs degene die een project aandragen, omdat wij mogelijkheden zien om samen met andere partijen écht verschil te maken.
De rol van de architect reikt daarbij verder dan enkel vormgeven. Wij zien onszelf als bruggenbouwers tussen marktpartijen, de overheid en de samenleving. Door creativiteit en verbeeldingskracht centraal te stellen, brengen we uiteenlopende belangen bij elkaar en maken we complexe vraagstukken inzichtelijk. Zo ontstaat ruimte voor dialoog en samenwerking, waarin vertrouwen groeit en ieders inbreng serieus wordt genomen. Deze brugfunctie uit zich in het vertalen van ideeën en wensen naar concrete plannen, bijvoorbeeld door middel van schetsen en ontwerpen die gesprek en afstemming mogelijk maken.
HPP: U noemt architecten als ‘regisseurs van de verbeelding’. Toch heerst het beeld dat architecten vooral idealenridders en kostenverhogers zijn. Wat is hun werkelijke toegevoegde waarde?
Chris Zwiers: Ontwikkelaars en andere opdrachtgevers hanteren soms een houding die ik als ‘karaktermoord’ omschrijf: ze zien de architect vooral als een risico of als iemand die gestuurd moet worden. Dit wantrouwen uit zich bijvoorbeeld in strakke kaders, weinig ruimte voor creativiteit en het niet benutten van de verbindende rol van de architect. Het gevolg is vaak een afstandelijke samenwerking waarbij originele oplossingen niet de kans krijgen, en projecten aan kwaliteit inboeten.
In de bouw- en vastgoedsector worden architecten inderdaad regelmatig weggezet als wereldverbeteraars die vooral praten over zachte waarden. Dat beeld leeft hardnekkig, maar wordt in mijn ogen steeds meer achterhaald. Juist door creativiteit en verbeeldingskracht toe te voegen, kunnen architecten concrete waarde bieden – óók in financiële zin, waarbij zachte waarden over de langere termijn steeds harder worden.
Een goed voorbeeld hiervan maakte ik mee tijdens een stedenbouwkundig project waarin we samenwerkten met een parametrisch bureau. Deze partij liet een geavanceerd algoritme duizenden varianten doorrekenen op basis van vooraf ingestelde parameters, zoals lichtinval, oriëntatie en oppervlaktegebruik. Uiteindelijk bleven er een paar honderd oplossingen over die technisch allemaal voldeden. Maar op een cruciaal moment mocht ik vanuit mijn eigen creatieve blik een voorstel doen. Door out-of-the-box te denken en met een schets te komen die de menselijke maat en sfeer centraal stelde, ontdekte ik een oplossing die door het algoritme niet werd voorzien en die uiteindelijk door alle stakeholders werd omarmd. Dit was geen toeval; soortgelijke situaties heb ik vaker meegemaakt, waarbij de persoonlijke inbreng van de architect doorslaggevend bleek voor het resultaat.
Deze kracht van menselijke creativiteit en verbeelding kunnen algoritmes simpelweg niet vervangen. Waar een computer uitgaat van logica en optimalisatie, hebben architecten het vermogen om verbinding te leggen tussen het rationele en het emotionele, tussen data en beleving. Dat menselijke aspect maakt het verschil. Zelfs als AI op basis van input van derden een ‘ontwerp’ maakt, zal op basis van een prompt door een architect er een veel beter ontwerp uitkomen.
HPP: Wat laten architecten zelf liggen om hun intrinsieke toegevoegde waarde duidelijker te leveren?
Chris Zwiers: Als je met één vinger naar een ander wijst, wijzen er vier naar jezelf. Architecten moeten kritisch kijken naar hun eigen positie: waar hebben we terrein laten liggen, en hoe kunnen we dat terugwinnen? Dat vraagt om zelfreflectie, maar ook om concrete actie. Bijvoorbeeld door bij gebiedsontwikkelingen al in het voortraject aan tafel te zitten, actief samen te werken met andere disciplines en te laten zien dat onze inbreng verder reikt dan louter het ontwerp. Architecten kunnen zich sterker profileren door hun brede, verbindende blik en creatieve vaardigheden in te zetten als brug tussen verschillende belangen en partijen. Juist door die kwaliteiten kunnen we duurzame, integrale oplossingen bieden die het verschil maken in complexe projecten. En ja, we ontwerpen voor onze opdrachtgevers, maar gezien de levensduur van een project is de echte opdrachtgever de maatschappij.
Kortom, als beroepsgroep moeten wij de hand in eigen boezem steken, onze sterke punten uitdragen en de dialoog aangaan met opdrachtgevers, adviseurs en andere stakeholders.
HPP: U hebt ergens gezegd: “wij werken vaak graag in de kreukelzones en rafelranden van de stad.” Wat bedoel je daar precies mee?
Chris Zwiers: Dat is een mooi uitgangspunt om te verduidelijken wat ons als bureau drijft. Wij voelen ons aangetrokken tot plekken aan de rand van de stad, zoals bedrijventerreinen en havengebieden, die vaak vergeten lijken maar juist enorm veel potentie hebben. Een goed voorbeeld is het herontwikkelingsproject op het voormalige gemeentelijke scholenterrein aan de Travertijnstraat in Groningen. Dit gebied was jarenlang een onbestemd industriegebied met leegstaande loodsen, maar door samenwerkingen tussen kleine ondernemers en creatieve ateliers is het uitgegroeid tot een levendig stadsdeel waar wonen, werken en ontmoeten hand in hand gaan. Ook in de Amsterdamse Oostenburg met haven hebben we laten zien hoe je door slim te combineren van bestaande structuren en nieuwe functies een rauwe plek weer betekenisvol maakt voor de stad.
Wat deze gebieden bijzonder maakt, is de gelaagdheid in geschiedenis en het onverwachte karakter. Hier kun je het verleden nog voelen en tegelijk werken aan nieuwe oplossingen, bijvoorbeeld door wonen en werken flexibel te combineren. Dat doen we bij het herontwerp van een oud haventerrein in Den Haag, waar naast woningen ook ateliers en kleine maakbedrijven zijn geïntegreerd. Zo ontstaat een stoer en dynamisch stadsdeel dat weer echt leeft. Onvoorspelbaarheid, verrassing en verleiding kan leiden tot emotionele betrokkenheid.
In die context is duurzaamheid een belangrijk thema. We besteden veel aandacht aan ‘passief bouwen’. Dit betekent dat je gebouwen zo ontwerpt dat ze met minimale installaties en energieverbruik comfortabel blijven, bijvoorbeeld door goede isolatie en een slimme oriëntatie ten opzichte van de zon. Daarmee kun je met relatief eenvoudige – ‘low-tech’ – oplossingen, dus zonder dure technische installaties, een gezond en energiezuinig gebouw realiseren. Denk bijvoorbeeld aan het toepassen van natuurlijke ventilatie of het optimaal benutten van daglicht, in plaats van alles met complexe systemen te regelen.
Een uitdaging waar we steeds vaker tegenaan lopen, is de zogenaamde netcongestie. Dit houdt in dat het elektriciteitsnet overbelast raakt doordat steeds meer gebouwen en gebieden duurzaam worden en daardoor meer stroom vragen of zelf opwekken, waardoor er simpelweg niet genoeg capaciteit beschikbaar is op het net. Door passief en low-tech te bouwen, beperk je de afhankelijkheid van zware elektrische installaties en kun je projecten vaak toch realiseren zonder te stuiten op deze capaciteitsproblemen.
HPP: Waarom zijn jullie lid van HPP als architectenbureau?
Chris Zwiers: Wat ik erg waardeer aan HPP is de actieve en verbindende manier waarop het netwerk wordt vormgegeven. Een mooi voorbeeld hiervan is de rol die Christa Thijssen heeft gespeeld: tijdens de Provada heeft zij mij geïntroduceerd bij verschillende investeerders, wat leidde tot waardevolle samenwerkingen en nieuwe projecten. Ook bij evenementen zoals de Expo zorgt HPP ervoor dat mensen uit verschillende disciplines daadwerkelijk met elkaar in gesprek gaan. De thematische bijeenkomsten zijn bovendien zeer actueel en steeds vaker is er aandacht voor de bijdrage van architecten en stedenbouwers aan het bredere vastgoeddebat.
Een punt waarop HPP zich nog verder zou kunnen ontwikkelen is het versterken van de positie van architecten en stedenbouwers binnen het netwerk. Het is positief dat wij als beroepsgroep steeds vaker aan tafel zitten en het gesprek niet uitsluitend over financiën gaat, maar ook over de kwaliteit van het eindproduct. Deze ogenschijnlijk ‘zachte’ waarden – zoals leefbaarheid, creativiteit en samenhang – zijn uiteindelijk bepalend voor het succes van vastgoedprojecten en verdienen structureel een plek in het programma en de discussies. Kortom, ik zie dat HPP steeds meer oog heeft voor de menselijke en maatschappelijke kant van vastgoed, wat volgens mij essentieel is voor blijvend succes.
OZ: actief deelnemer aan de HPP REDA-community
OZ, voortgekomen uit OeverZaaijer in de jaren ’90, is een Amsterdams bureau met circa 40 medewerkers. Het bureau werkt al meer dan 30 jaar aan complexe stedelijke projecten en herontwikkelingen.
Hun motto “Sprawl is boring, density is exciting” geeft de kern van de visie weer: stedelijke verdichting zien als kans om levendige, inclusieve steden te maken. OZ streeft naar Paris Proof-architectuur: ontwerpen die low-tech en biobased zijn, minder afhankelijk van installaties en meer kracht halen uit slimme materiaalkeuze en ontwerp.
De missie is om plekken te creëren die sociale interactie en inclusiviteit stimuleren, waarbij architectuur altijd ten dienste staat van de mens. OZ slaat bruggen tussen de eigenheid van de locatie, de logica van de vastgoedwereld en de ervaring van de gebruiker.
Bekende projecten zijn onder meer OurDomain Amsterdam Southeast, BOLD Amsterdam, The Joan en The Terraced Tower.